2 april 2021 | Materiekunstenaar Jaap Wagemaker
door Corine Wanschers op 02 apr 2021, 10:35‘Monteure’ is de veelzeggende Duitse titel van de tentoonstelling van Jaap Wagemaker samen met Jaap Mooy in 1959 in de Kunsthalle in Recklinghausen; monteurs.
In de catalogus schrijft Thomas Grochowick: ‘Voor kunstliefhebbers die schilderijen verzamelen kondigen zich slechte tijden aan: Tegenwoordig zie je meer en meer schilders en beeldhouwers bij schroothandelaren en restjes halen uit timmermanswinkels of rondkijken op plaatsen waar industrieel afval zich heeft verzameld. Ze gebruiken dit vervolgens om afbeeldingen en sculpturen te maken. Wat voor tijden zijn dit? Wat heeft het met kunst te maken? Nu, in feite net zo weinig als een tube olieverf met het hoogste kwaliteitskeurmerk dat heeft of het meest exquise blok marmer in een beeldhouwersatelier.’
Jaap Wagemaker (1906–1972)
Barend (Jaap) Wagemaker (1906–1972) volgt in Haarlem de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten. Een veilige keus; zijn vader is zadelmaker, meubelmaker en meubelstoffeerder. Jaap krijgt ook lessen in filosofie en godsdiensten, niet-Europese culturen, oosterse kunst, en kunst en ambacht in relatie tot architectuur. Op schilderkunstig gebied ligt zijn belangstelling tussen 1928-1940 vooral bij expressionisten als Henk Chabot, Constant Permeke en Herman Kruyder.
Jaap Wagemaker behoort tot een kleine groep kunstenaars die vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw experimenteert met de combinatie van verf en materialen als zand, touw, textiel, hout, kunststof en metaal en deze samenbrengt op doek of paneel. De verzamelnaam voor deze kunstvorm is ‘informele kunst’, maar de namen ‘materiekunst’ of ‘materieschilderen’ zijn beter bekend en maken duidelijk om welk specifieke aspect het gaat: schilderen met materie. Wat deze kunstvorm bijzonder maakt is de voelbare en poëtisch tastbare kwaliteit ervan, of, zoals Wagemaker het zelf zegt bij een expositie in New York: ‘Let them be touched by eyes, breath and fingers, let them be very intimate with people’.
In 1960 ontvangt Wagemaker een uitnodiging van Edy de Wilde, destijds directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, om mee te doen aan de Italiaanse kunstprijs Premio Marzotto. Wagemaker eindigt op een gedeelde derde plaats samen met de Belg Louis van Lint. Dit wapenfeit bezorgt de schilder nationale en internationale erkenning. Hij wordt gevraagd Nederland te vertegenwoordigen op internationale tentoonstellingen samen met bijvoorbeeld Theo Wolvecamp, Ger Lataster en Karel Appel waar ook werk te zien is van onder meer Marcel Duchamp, Francis Picabia, Kurt Schwitters, Robert Rauschenberg en Willem de Kooning.
Touched by eyes, breath and fingers
Toch is de appreciatie voor materiekunst niet wereldwijd. ‘Materieschilderen’, zegt Prof dr A.M. Hammacher in de catalogus bij een overzichtsexpositie in Haarlem (herfst 1979) ‘heeft niet veel aanhangers (…) en nog minder voortzetters gehad. Het is evenwel een essentiële en intensieve facet van de 20e eeuwse kunstgeschiedenis omdat de materie daar radicaal niet meer als medium werd gebruikt om alle mogelijke andere doeleinden te realiseren, de abstractie inbegrepen, maar als een verkenning in de materie zelf.’ In Frankrijk zijn Jean Dubuffet en Jean Fautrier de bekendste exponenten en tot ver buiten zijn geboorteland Spanje zijn de deuren van Antonio Tapiès zeer gezocht. Karl-Fred Dahmen en Emil Schumacher zijn in Duitsland intensief met materiekunst bezig. Wagemaker is volgens Hammacher de enige in Nederland ‘die (…) een hoog niveau en een continuïteit bereikt dat internationaal mede van betekenis werd.’
Eén van de ontdekkers en tevens verzamelaar van Wagemaker is de Rotterdamse galeriehouder Hans Sonnenberg (1928–2017). In diens archief bevinden zich getypte verslagen vanaf circa 1957 van bezoeken aan Wagemaker, van succesvolle of gefrustreerde aankopen, van lunches bij de schilder en zijn vrouw Didi thuis in Amsterdam en van gezamenlijke bezoeken aan exposities. En ook deze anekdote: vanaf 1957 verschijnt Wagemaker tijdens openingen van zijn tentoonstellingen steevast in een rood overhemd. Daar horen ook rode sokken bij, vindt hij, maar die zijn nergens in Amsterdam te koop. Uiteindelijk weet Didi Wagemaker ze in Rotterdam op de Lijnbaan op de kop te tikken.
Poëtisch monteur van de derde dimensie
In de catalogus ‘Jaap Wagemaker Bilder - Materialbilder’, die in maart 1972 is uitgegeven bij zijn tentoonstelling in de Kunsthalle in Bremen, is de volgende toelichting van Wagemaker opgenomen: ‘Ik voeg een derde dimensie aan mijn schilderijen toe en gebruik daarvoor alle materialen die ik tegenkom, omdat ik daarmee een grotere zeggingskracht bereik en eenvoudiger van kleur kan zijn. Alle materialen, die ik op deze wijze gebruik verliezen hun oorspronkelijke identiteit en krijgen een geheel nieuwe functie doordat ze volkomen opgenomen worden in het schilderij.’
Soms kent materiekunst een keerzijde juist door die combinatie van materialen; daar hebben de ‘Monteure’ onvoldoende bij stilgestaan. Door de verschillen in zwaarte, de verschillen in termijnen van drogen, door de kans op roestvorming waar metaal op lang vochtige materialen is gehecht of de kans van schimmelvorming zijn materiewerken soms kwetsbaar. In de loop van tientallen jaren kunnen scheuren ontstaan in de huid van het kunstwerk, af en toe breken deeltjes af. Wanneer, zoals nu, een gaaf en ‘fris’ werk op de markt komt, is dat een buitenkans. Aan het poëtische ‘Structure de la Nuit’ hoeft geen monteur te pas te komen.
Philomeen van ’t Hooft
Venduehuis der Notarissen Den Haag
Bijschrift foto:
Jaap Wagemaker (1906–1972) | Structure de la Nuit (Structure of the Night)
mixed media assemblage op board, 97x80 cm
Richtprijs € 3.000 – 5.000
Post-War & Contemporary Art Auction Venduehuis der Notarissen Den Haag 28 april 2021